Windmolen

In een ver verleden stond er aan de Dwarsdijk, 1 km ten Noorden van de brug over het Stieltjeskanaal een windmolen.
De molen werd in 1860 door Hendrik Strick gebouwd.
Hendrik werd geboren op vrijdag 7 oktober 1831 in Neuenhaüs (Duitsland), zoon van Jan Strick en Arnolda Zwitsers. Hij woonde sinds 1847 in Nederland en trouwde in oktober 1856 in Dalen met
Berendina Santing (dochter van Hilbert Santing en Aaltje Vrielink uit Dalerveen).
Uit het huwelijk van Hendrik en Berdina werden 5 kinderen geboren. Twee jongens en een meisje overleden op zeer jonge leeftijd. Het eerste kind Aaltje werd geboren rond 1857 en werd 74 jaar oud. Hun zoon Jan Arnold werd geboren in 1874 en werd 30 jaar oud.

De eerste molen in Dalerveen was een heel bijzondere. Het was een koren-, pel-, olie-, en eekmolen.
Als pelmolen diende hij voor de behandeling van boekweit, dat in Dalerveen vroeger veel op de daar aanwezige venen verbouwd werd.
Als oliemolen kon hij olie persen uit lijnzaad; ook vlas werd in onze streken veel geteeld.
De laatste benaming ”eekmolen” is het meest belangwekkend; in een eekmolen (ook wel bark-, eik-, of schorsmolen genoemd) werd eikenschors gemalen. Van dit product maakte men “run”, een vloeistof die vroeger onontbeerlijk was voor het looien van leer.
 
 
In de nacht van 15/16 april 1885 brandde de molen volledig af. Gelukkig was de molen verzekerd en ging Hendrik over tot herbouw.
 
De nieuwe molen, een elders gesloopte achtkante bovenkruier wind-korenmolen met stelling had twee paar molenstenen, werd in 1886 herbouwd.

Een achtkante bovenkruier is een molen waarvan de romp acht kanten heeft. Ook is het een type molen waarvan men alleen de kap kan kruien. Het kruien is het draaien van het wieken-kruis van de molen zodat het 'op de wind' staat gericht. Het woord kruien is afkomstig van het oorspronkelijk draaien van de standerdmolen met behulp van een soort kruiwagen. 
De romp van de molen is geheel of gedeeltelijk van steen.
 
Vanaf 1900 heeft Jan Kiers Oldenhuizing de molen gehuurd die toen in bezit was van de zoon van Henrik, Jan Arnold Strick.
 
Molenaar Jan Kiers Oldenhuizing probeerde in 1916 de concurrentie met de zuivelfabriek aan te gaan door een lijnkoekbreker aan te schaffen. Lijnkoekook wel veekoek genoemd, is het overblijfsel van lijnzaad nadat de lijnzaadolie er in een oliemolen uitgeperst is. Het materiaal komt als platte, langwerpige koeken uit een traditionele pers. De gemalen lijnkoeken worden in water gedrenkt en dienen als krachtvoer voor rundvee. Met name voor jonge dieren waarvan het gebit nog niet is ontwikkeld worden de koeken gebroken.

In 1922 was er als mulder geen droog brood meer te verdienen en werd de molen afgebroken.